Duits Woord van de dag

Woche

week

Geslacht

Het geslacht van de Woche is vrouwelijk. Bijv. die Woche.

Meervoud

Het meervoud van Woche is Wochen.

Definities

Duits > Nederlands

Woche

week

Duits > Duits

Woche

[1] 7-tägiger Zeitraum

[2] veraltend: Wochenbett, Zeitspanne vom Ende der Entbindung (Geburt) bis zur Rückbildung der schwangerschafts- und geburtsbedingten Veränderungen

[1] In dieser Woche gibt es mal keine Extratermine.

[1] der Brand [kokelt sich] über Wochen durch die Torfschichten, und die Bundeswehr bekommt das Feuer nicht unter Kontrolle.

[2] Nach der Geburt hatte sie ihre Woche.

Nederlands > Duits

week

Woche

Uitspraak

Voorbeeldzinnen

Die finanzielle Lage wird von Woche zu Woche schlechter.
    De financiële situatie wordt met de week slechter.
Diese Woche habe ich viel gearbeitet.
    Ik heb veel gewerkt deze week.
Sie machen es jede Woche.
    Ze doen het elke week.
Wir versammeln uns hier einmal in der Woche.
    We komen hier eenmaal per week bijeen.
Du wärst überrascht, was man in einer Woche lernen kann.
    Je zou verbaasd staan over wat je in een week leren kan.

Vorige woorden herzien

Nacht	zweiundfünfzig	sitzen	Kleiderschrank
sechsundachtzig	Seil	Flut	Seife
Sturm	Schlaf	Januar	Schnee
Küche	Feld	Krücke	Socke

Leer

Abonneer u op Woord van de Dag

E-mail: