Dutch > English |
lezen |
1. v. to read |
Ze houdt ervan om boeken te lezen in haar vrije tijd. - She enjoys reading books in her free time. |
Hij heeft alle Harry Potter-boeken gelezen. - He has read all the Harry Potter books. |
Kun je alsjeblieft deze zin voor me lezen? - Can you please read this sentence for me? |
De studenten moeten de tekst zorgvuldig lezen voordat ze de vragen beantwoorden. - The students have to read the text carefully before answering the questions. |
2. v. to gather (esp. fruits) |
(...) wij mogten in de gemeente vruchten lezen (...) (1834, Afscheidsrede te s̕ Gravenhage,) (1834, Afscheidsrede te s̕ Gravenhage,) |
(...) dan komt de beer (...) druiven lezen. (Hollandsch penning-magazijn voor de jeugd, 1844,) (Hollandsch penning-magazijn voor de jeugd, 1844,) |
de arenleessters - the gleaners (Ear of wheat-gatherers) |