slag |
1. n-m. A blow, knock, strike | |
Met een harde slag op de deur probeerde hij binnen te komen. - He tried to get in by hitting the door with a hard blow. | |
Een plotselinge slag op mijn hoofd deed me duizelig voelen. - A sudden blow to my head made me feel dizzy. | |
2. n-m. A stroke, limb movement; a style of movement, notably style of swimming | |
Hij zwom met een soepele slag door het water. - He swam with a smooth stroke through the water. | |
De zwemmer oefende verschillende technieken van slagen om zijn snelheid te verbeteren. - The swimmer practiced various swimming strokes to improve his speed. | |
3. n-m. A twist, turn | |
Met een snelle slag van zijn hand veranderde hij de richting van de bal. - With a quick turn of his hand, he changed the direction of the ball. | |
Ze gaf een laatste slag aan de knop om de machine uit te schakelen. - She gave a final twist to the knob to turn off the machine. | |
4. n-m. A beat, pulsation | |
De muziek had een opzwepende slag die iedereen aan het dansen kreeg. - The music had an infectious beat that got everyone dancing. | |
Zijn hart slaat met een regelmatige slag in een rustige cadans. - His heart beats with a regular pulse in a calm rhythm. | |
5. n-m. A stroke, blow, hit, physical impact | |
Hij gaf een stevige slag op de bal, waardoor deze ver weg vloog. - He delivered a powerful stroke to the ball, sending it far away. | |
De auto kreeg een flinke slag toen hij tegen de boom botste. - The car received a strong blow when it collided with the tree. | |
6. n-m. A count, occurrence; the striking of a clock | |
Op de laatste slag van de klok begon het vuurwerk. - The fireworks started on the last strike of the clock. | |
Het is nu acht uur, dat kun je horen aan de acht slagen van de klok. - It's eight o'clock now, you can hear it in the eight chimes of the clock. | |
7. n-m. A battle, violent confrontation | |
Tijdens de oorlog vonden er hevige slagen plaats in de loopgraven. - Fierce battles took place in the trenches during the war. | |
De twee rivaliserende bendes kwamen in een gewelddadige slag terecht. - The two rival gangs engaged in a violent confrontation. | |
8. n-m. (ball sports) A strike, hit | |
Hij gaf de bal een harde slag met de knuppel en raakte een homerun. - He gave the ball a powerful hit with the bat and hit a home run. | |
De tennisser gaf een perfecte slag en sloeg de bal recht over het net. - The tennis player executed a perfect stroke and hit the ball right over the net. | |
9. n-m. A strike, fast move | |
Met een snelle slag van zijn zwaard versloeg hij zijn tegenstander. - With a swift strike of his sword, he defeated his opponent. | |
De bokser gaf een reeks snelle slagen om zijn tegenstander te ontwijken. - The boxer delivered a series of quick blows to evade his opponent. | |
10. n-n. A kind, type, sort. | |
11. n-n. A parcel, plot, premise (stretch of land). | |