The Dutch word for oven is
oven

Dutch Definition

oven
1. oven

Oven	©
1. Proper noun. (constellation) Fornax
2. n-m. oven, furnace
De bakker bakte het verse brood in de oven. - The baker baked the fresh bread in the oven.
De smelterij had verschillende grote ovens om metaal te smelten. - The foundry had several large furnaces to melt metal.
Na het koken, liet ze het gerecht afkoelen in een kleine oven die op het aanrecht stond. - After cooking, she let the dish cool down in a small oven placed on the countertop.