Engels Woord van de dag

wine

wijn

Definities

Engels > Nederlands

wine

1. wijn

Engels > Engels

wine

1. n. An alcoholic beverage made by fermenting the juice of grapes.

Wine is stronger than beer.

She ordered some wine for the meal.

2. n. An alcoholic beverage made by fermenting the juice of fruits or vegetables other than grapes, usually preceded by the type of the fruit or vegetable; for example, "dandelion wine".

3. n. A serving of wine.

I'd like three beers and two wines, please.

4. n. A dark purplish red colour; the colour of red wine.

(color panel, wine, 704A43)

5. v. To entertain with wine.

6. v. (intransitive) To drink wine.

7. n. (nonstandard, British) wind

Nederlands > Engels

wijn

1. n-m. wine (an alcoholic beverage produced by a certain fermentation procedure; unless otherwise specified or indicated by context, made from grapes)

Ze genoten van een glas rode wijn bij het diner. - They enjoyed a glass of red wine with dinner.

Deze wijn komt uit Frankrijk en staat bekend om zijn kwaliteit. - This wine comes from France and is known for its quality.

Hij heeft een mooie collectie wijnen in zijn wijnkelder. - He has a nice collection of wines in his wine cellar.

Uitspraak

Voorbeeldzinnen

Why don't we take him a bottle of wine?
    Waarom brengen we hem geen fles wijn?
How old were you the first time you drank wine?
    Hoe oud was je toen je voor het eerst wijn dronk?
I'll get you some wine.
    Ik zal wat wijn voor je halen.
Would you rather drink wine with your mother or your father?
    Zou je liever wijn drinken met je moeder of met je vader?
Wine makes man's heart happy.
    Wijn maakt het hart van de mens blij.

Vorige woorden herzien

wine	finger nail	one	judge
eleven	stretch	orchestra	waist
bud	fifty-nine	screw	seventy
sugar	fruit	raft	harp

Abonneer u op Woord van de Dag

E-mail: